Bestuursrechter toetst ‘vol’ of de betreffende planregel aan de Dienstenrichtlijn voldoet
Auteur |
mr. S.T.J. Olierook & F.A.R. van Vlijmen |
Verschenen in |
Gemeentestem (Gst.), augustus, afl. 7510, Gst. 2020/113 |
Rechtsgebied | Bestuursrecht, omgevingsrecht |
Titel | Bestuursrechter toetst ‘vol’ of de betreffende planregel aan de Dienstenrichtlijn voldoet |
Brancheringsregelingen in bestemmingsplannen dienen in overeenstemming te zijn met de voorwaarden die zijn neergelegd in art. 15 lid 3 van de Dienstenrichtlijn. Dit geldt ook als er bij wijze van exceptie wordt getoetst aan een bestemmingsplan in het kader van een besluit over een omgevingsvergunning. De intensiteit waarmee de bestuursrechter een brancheringsregel toetst aan de Dienstenrichtlijn is dan echter niet hetzelfde als wanneer een besluit tot herziening van een bestemmingsplan voorligt. In geval van een besluit over een omgevingsvergunning wordt een toetsingsmaatstaf gehanteerd die erop neerkomt dat een planregeling alleen onverbindend wordt verklaard of buiten toepassing wordt gelaten indien deze regeling evident in strijd is met de Dienstenrichtlijn. Gaat het om een besluit tot herziening van een bestemmingsplan, dan toetst de bestuursrechter ‘vol’ of de betreffende planregeling aan de Dienstenrichtlijn voldoet. De bestuursrechter beperkt zich dan niet tot een toets aan het evidentiecriterium.