ACTUALITEITEN KABELS EN LEIDINGEN
![]() |
![]() |
|
ACTUALITEITEN KABELS EN LEIDINGEN De kosten van verlegging van kabels en leidingen in gemeentegrond
Een overeenkomst die een gemeente en een kabel- of leidingexploitant voor onbepaalde tijd zijn aangegaan ter zake van kabels of leidingen in gemeentegrond mag in beginsel door de gemeente worden opgezegd, ook al kent een gemeentelijke verordening met betrekking tot kabels en leidingen in gemeentegrond een minder gunstig regiem voor de vergoeding aan de exploitant van de kosten van verlegging van kabels of leidingen op verzoek van de gemeente, aldus de Hoge Raad in zijn arrest van 28 oktober 2011 (LJN: BQ9854, De Ronde Venen/Stedin). De Hoge Raad laat de deur echter op een kier(tje) voor een ander oordeel, indien geen redelijke opzegtermijn in acht is genomen of indien met het minder gunstige vergoedingenregiem geen rekening kon en kan worden gehouden.
In Nederlandse gemeentegrond liggen ettelijke duizenden kilometers elektriciteitskabels en gasleidingen. Van oudsher vormen privaatrechtelijke overeenkomsten voor onbepaalde tijd tussen de kabel- of leidingexploitant en de gemeente daarvoor de basis. Dikwijls is de exploitant op grond van dergelijke overeenkomsten aan de gemeente geen vergoeding verschuldigd voor de aanwezigheid van deze kabels of leidingen, terwijl de kosten van verlegging, indien die plaats heeft op verzoek van de gemeente, zo niet geheel dan toch veelal voor een groot gedeelte voor rekening van de gemeente komen. De achtergrond hiervan is dat de gas- en elektriciteitsbedrijven tot de liberalisering van de energiemarkt in eigendom waren bij gemeenten en andere overheden.
De gemeente De Ronde Venen achtte het in het licht van de liberalisering van de energiemarkt niet meer passen om de voormalige nutsbedrijven, inmiddels nauwelijks nog in overheidshanden, te bevoordelen boven nieuwe commerciële spelers op de markt die het oude voorrecht - gehele of gedeeltelijke vrijwaring van verleggingskosten ingeval de kabels of leidingen worden verlegd op verzoek van de gemeente - niet hebben. Zij vond daarbij inspiratie in de telecomwetgeving, waarin het uitgangspunt geldt: “liggen om niet, is verleggen om niet”. In het licht van dat uitgangspunt heeft de raad van De Ronde Venen in 2006 een verordening vastgesteld, die bepaalt dat de kosten van een noodzakelijke verplaatsing van kabels en leidingen niet voor rekening van de gemeente, maar voor de eigenaar zijn. De verordening en de daarop gebaseerde beleidsregels kennen daarop slechts een uitzondering als de kabels en leidingen minder dan 15 jaar in de gemeentegrond liggen. In dat geval bestaat aanspraak op nadeelcompensatie. Enkele maanden voor de vaststelling van de verordening had de gemeente enkele in het verleden tussen een nutsbedrijf en haar voor onbepaalde tijd gesloten privaatrechtelijke overeenkomst opgezegd met de mededeling dat daarvoor een publiekrechtelijke verordening in de plaats zou komen waarin de voorwaarden voor aanleg, instandhouding en opruiming zouden worden opgenomen.
Het (inmiddels geprivatiseerde) nutsbedrijf in kwestie kon zich met de opzegging niet verenigen en uiteindelijk belandde de zaak bij de Hoge Raad. Die wees er op dat indien de wet of overeenkomst niet voorzien in een regeling voor opzegging, een overeenkomst voor onbepaalde tijd in beginsel opzegbaar is, doch dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in verband met de aard en inhoud van de overeenkomst en de omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat opzegging slechts mogelijk is indien een zwaarwegende grond voor opzegging bestaat, of dat een bepaalde opzegtermijn in acht moet worden genomen dan wel dat opzegging gepaard moet gaan met een aanbod tot betaling van schadevergoeding. De Hoge Raad oordeelde dat de omstandigheid dat het vergoedingsregiem ingeval van verlegging op verzoek van de gemeente onder de publiekrechtelijke verordening minder gunstig is, dan onder de in het verleden voor onbepaalde tijd gesloten overeenkomst, niet met zich brengt dat de gemeente voor de opzegging van die overeenkomst een zwaarwegende grond diende te hebben. Omdat de exploitant niet had onderbouwd dat en waarom een langere opzegtermijn in acht had moeten worden genomen, noch had aangevoerd dat bepaalde investeringen waren gedaan die nog moesten worden terugverdiend of dat in de bedrijfsvoering geen rekening was gehouden en kon worden gehouden met eventuele omvangrijke kosten van verlegging in de toekomst, had de gemeente ook geen langere opzegtermijn in acht hoeven nemen of de opzegging gepaard moeten laten gaan met een aanbod tot schadevergoeding. (HR 28 oktober 2011, LJN: BQ9854, De Ronde Venen/Stedin).
Eigendom van kabels en leidingen (en straatlantaarns)Ingevolge art. 5:20 lid 1 aanhef en onder e BW omvat de eigendom van de grond ook gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd. Een uitzondering op deze hoofdregel is neergelegd in lid 2. Daarin is bepaald dat de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van energie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, toebehoort aan de bevoegde aanlegger van dat net dan wel aan diens rechtsopvolger. De huidige regeling inzake eigendom van kabels en leidingen is in werking getreden op 1 februari 2007 en is onder meer tot stand gekomen nadat de Hoge Raad in 2003 had geoordeeld dat een kabelnet “onroerend” is omdat “het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en dat dit ook naar buiten kenbaar is” (Vgl. Kamerstukken 29 834, 2005/06, nr. 9, p. 4). Hoewel met voornoemde regeling duidelijkheid is geschapen met betrekking tot de vraag wie eigenaar is van de kabel, volgt uit voornoemde regeling niet rechtstreeks wie zich eigenaar mag noemen van de op kabels aangesloten “straatlantaarns”. Deze vraag stond centraal in de recente uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen van 10 februari 2012 (LJN BV3566). In deze zaak was tussen verschillende overheden die in het verleden via een gemeenschappelijke regeling hadden geparticipeerd in een elektriciteitsbedrijf na privatisering een geschil gerezen over de eigendom van de lantaarns. De voorzieningenrechter stelt allereerst voorop dat voor de beantwoording van de vraag of een straatlantaarn bestanddeel is van het elektriciteitsnet het bepaalde in art. 3:4 lid 1 BW van belang is. Daar staat dat al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, bestanddeel van die zaak is. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat een zaak die met een hoofdzaak zodanig is verbonden dat zij daarvan niet kan worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis wordt aangebracht aan een der zaken, bestanddeel wordt van de hoofdzaak. De voorzieningenrechter is in casu echter van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat het loskoppelen van een straatlantaarn van het ondergrondse netwerk beschadiging van betekenis toebrengt aan de straatlantaarn of het netwerk. Voor dit oordeel is van belang dat een straatlantaarn op het netwerk wordt aangesloten via de aansluiting op het “schakelbord” in de straatlantaarn, welke aansluiting op eenvoudige wijze en zonder dat er schade ontstaat kan worden losgekoppeld. Evenmin maakt een straatlantaarn volgens de voorzieningenrechter op grond van de verkeersopvatting een onderdeel uit van het ondergrondse netwerk. Hiervoor is van belang dat in art. 1 lid 1 sub i van de Elektriciteitswet 1998 een net is gedefinieerd als één of meer verbindingen voor het transport van elektriciteit en de daarmee verbonden transformator-, schakel-, verdeel-, en onderstations en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van een producent of afnemer. In het licht van deze definitie eindigt het elektriciteitsnetwerk, volgens de voorzieningenrechter, daar waar, bijvoorbeeld via een “schakelbord”, een installatie op het netwerk kan worden aangesloten. Nu een straatlantaarn op het elektriciteitsnet wordt aangesloten via een aansluiting op het in de straatlantaarn aanwezige schakelbord, eindigt daar het net en maakt de straatlantaarn zelf als op het netwerk aangesloten zelfstandige installatie geen deel uit van het netwerk. Nu een straatlantaarn als zelfstandige installatie wel duurzaam is verbonden met de grond waarin deze staat (gelet op de wijze van verankering, te weten één meter diepte, en de gemiddelde periode waarop een straatlantaarn op dezelfde plaats staat, te weten 30 jaren) concludeert de voorzieningenrechter dat een straatlantaarn volgens de hoofdregel van art. 5:20 lid 1 BW in eigendom toebehoort aan de eigenaar van de grond waarin deze staat.
Voornemen Structuurvisie Ondergrond ter visie
De ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische zaken, Landbouw en Innovatie, zijn thans werkzaam aan het opstellen van de Structuurvisie Ondergrond. Deze structuurvisie heeft betrekking op het gebruik van de ondergrond, zoals mijnbouw, CO² en gasopslag, alsmede bouwactiviteiten in de ondergrond. De structuurvisie kan ook gevolgen hebben voor kabels- en leidingen, die immers eveneens in de ondergrond zijn gelegen.
Vooruitlopend op de tervisielegging van de structuurvisie, kunnen nu reeds zienswijzen naar voren gebracht naar aanleiding van het voornemen om de Structuurvisie Ondergrond op te stellen. De termijn daarvoor loopt van 16 maart tot en met 12 april 2012.
Zie voor meer informatie: http://www.centrumpp.nl/
Meer informatie over kabels en leidingen? Neem contact op met:
Jacques Sluysmans of Jaap-Jan van der Gouw
|
Wilt u deze nieuwsbrief niet meer ontvangen? Klik dan hier om u uit te schrijven | Disclaimer |
Javastraat 22 | 2585 AN Den Haag |
T: +31 70 3131050 | F: +31 70 3131060 |