Blog

Niet (tijdig) indienen van een zienswijze leidt tot niet-ontvankelijkheid

De uitspraak van de Afdeling van 24 oktober 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3449 bevestigt nog maar eens dat het ongebruikt laten verstrijken van de termijn om een zienswijze in te dienen ertoe kan leiden dat de belanghebbende wordt uitgesloten van een beroep op de rechter. Het rechtgevolg hiervan is dat de belanghebbende niet-ontvankelijk is in zijn beroep als de bestuurlijke fase niet is doorlopen.

Casus

Wat is er in deze zaak aan de hand? Appellant heeft een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het plaatsen van twee dakkapellen en het wijzigen van de indeling en de gevels van een monument. De gevraagde omgevingsvergunning is door het college verleend. Een omwonende is het niet eens met deze vergunning, omdat deze vergunning het mogelijk maakt dat in de oostgevel van het monument een raam wordt gemaakt. Vanuit dit raam is zicht op de binnentuin van de betreffende omwonende.

Op de voorbereiding van het besluit is de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb van toepassing. Tegen het ontwerpbesluit heeft de omwonende geen zienswijze ingediend. Dit achtte de rechtbank verschoonbaar, omdat de omwonende er niet op attent had hoeven te zijn dat de aanvraag – nadat hij bij de bij de aanvraag behorende tekeningen had ontvangen – nog zou wijzigen door toevoeging van een raam in de oostgevel.

De vergunninghouder en het college stellen hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank. Volgens hen heeft de rechtbank ten onrechte het niet indienen van een zienswijze door de omwonende verschoonbaar geacht. Zij voeren daartoe aan dat de tekening waarop het raam staat ingetekend bij de stukken van het ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegen. Bovendien heeft de omwonende zelf erkend dat hij geen zienswijze heeft ingediend, omdat hij de publicatie van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit had gemist vanwege verblijf in het buitenland.

Beperkt beroepsrecht van de belanghebbende

De redactie van artikel 6:13 Awb luidt sinds de invoering van de uniforme voorbereidingsprocedure in afdeling 3.4 als volgt: ‘Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 Awb naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.’ Het recht om verder te procederen komt dus in beginsel louter toe aan de belanghebbende die daadwerkelijk gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om al in de bestuurlijke fase zienswijzen naar voren te brengen, bezwaar of administratief beroep in te stellen.

Onder omstandigheden kan het niet (tijdig) ingediend zijn van een zienswijze verschoonbaar zijn. Dat is in de eerste plaats het geval als het besluit is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbesluit; niet deelnemen aan de bestuurlijke fase kan de belanghebbende dan redelijkerwijs niet verweten worden. In de tweede plaats kan gewezen worden op een situatie waarbij wél tegen het ontwerpbesluit bezwaren bestaan, maar de belanghebbende zich kan beroepen op een gegronde reden voor het niet indienen van een zienswijze. Hiervan is echter niet snel sprake. Niet kennisnemen van publicaties wegens vakantie levert blijkens vaste rechtspraak geen verschoningsgrond op (ABRvS 12 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2983 en ABRvS 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:379), evenmin als het ontbreken van een waarschuwing in de kennisgeving van het ontwerpbesluit dat het niet (tijdig) indienen van een zienswijze kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen het besluit (ABRvS 11 februari 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BH2535). Ernstige ziekte levert ook geen verschoningsgrond op (ABRvS 30 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2344).

Er is niet snel sprake van een situatie waarin door de rechter wordt geoordeeld dat een belanghebbende een gegronde reden had om niet deel te nemen aan de bestuurlijke fase. Ook in deze zaak is geen sprake van een gegronde reden om niet deel te nemen aan de bestuurlijke fase:

“(…) Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat de omstandigheid dat [partij] (…) van de gemeente tekeningen heeft ontvangen waaruit niet kon worden afgeleid dat een raam was voorzien geen reden is om hem niet te verwijten dat hij geen zienswijzen heeft ingediend. [partij] had er rekening mee moeten houden dat daarna nog gewijzigde tekeningen bij het college konden worden ingediend. Hierbij betrekt de Afdeling dat bij de uitgebreide voorbereidingsprocedure geen kennisgeving hoeft te worden gedaan van de aanvraag. Omdat [partij] heeft nagelaten de publicatie en ter inzagelegging van het ontwerpbesluit met bijbehorende stukken in de gaten te houden, dient zijn veronderstelling dat het raam geen onderdeel uitmaakte van de aanvraag voor rekening van hem te blijven en is het niet indienen van zienswijzen niet verschoonbaar. De rechtbank heeft dit niet onderkend.”

Lessen voor de praktijk

Het is van groot belang om de publicatie en terinzagelegging van een ontwerpbesluit nauwlettend in de gaten te houden. Dat geldt ook als de gemeente vóór de publicatie en terinzagelegging tekeningen laat zien aan een belanghebbende. Een belanghebbende dient er rekening mee te houden dat er nog gewijzigde tekeningen bij het college kunnen worden ingediend en ter inzage worden gelegd. Deze gewijzigde tekeningen kunnen aanleiding vormen om wél een zienswijze in te dienen, terwijl de aanvankelijk verstrekte tekeningen daartoe geen aanleiding gaven. De gevolgen van het niet (tijdig) indienen van een zienswijze zijn verstrekkend: de belanghebbende wordt niet-ontvankelijk verklaard.