Blog

Hoge Raad: bekrachtiging vereist gerichte verklaring én ontvangst daarvan

Verklaren alleen is in het rechtsverkeer vaak niet voldoende. Om haar werking te hebben moet een verklaring tot de ander zijn gericht én die ander hebben bereikt. In een arrest van 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR:2017:144) past de Hoge Raad deze algemene regel voor rechtshandelingen toe op de bekrachtiging van een overeenkomst door een rechtspersoon, die bij het sluiten van de overeenkomst nog niet bestond.

Onbevoegd verrichte rechtshandelingen

Het kan gebeuren dat iemand zonder volmacht namens een ander heeft gehandeld. Een onbevoegd verrichte rechtshandeling kan alsnog geldig worden gemaakt. Daarvoor moet degene in de naam van wie werd gehandeld die rechtshandeling “bekrachtigen” (artikel 3:69 lid 1 BW). Voor iedere rechtshandeling is een wil nodig die zich door een verklaring heeft geopenbaard (artikel 3:33 BW). Een tot een bepaalde persoon gerichte verklaring moet, om haar werking te hebben, die persoon bovendien hebben bereikt (artikel 3:37 lid 3 BW).
Bekrachtiging is een eenzijdige rechtshandeling. Een bekrachtiging is vormvrij en kan mondeling, schriftelijk of zelfs stilzwijgend plaatsvinden. De andere partij moet wel kunnen begrijpen dat de rechtshandeling alsnog is bekrachtigd. Een stilzwijgende bekrachtiging moet daarom bestaan uit een duidelijke gedraging, bijvoorbeeld door nakoming van de overeenkomst.

Bekrachtiging van een overeenkomst die is gesloten door een niet bestaande rechtspersoon

In de situatie die vooraf ging aan het arrest van de Hoge Raad, was de vraag hoe een rechtspersoon een koopovereenkomst kan bekrachtigen die is gesloten toen de rechtspersoon nog niet bestond. De bijzondere regeling voor bekrachtiging van rechtshandelingen verricht namens een op te richten vennootschap (artikel 2:203 BW) was in deze situatie niet van toepassing. De vennootschap was namelijk op het moment van het sluiten van de koopovereenkomst niet in oprichting. Om die reden gelden de hierboven beschreven algemene regels voor het bekrachtigen van een rechtshandeling. Eiseres (verkoper) was een overeenkomst voor de koop van bedrijfsruimte aangegaan met twee natuurlijke personen (verweerders), die het nog op te richten Frère Vastgoedprojecten BV (koper) vertegenwoordigden. In de oprichtingsakte van Frère Vastgoedprojecten BV is bepaald dat de door de oprichters verrichte rechtshandelingen worden bekrachtigd onder de opschortende voorwaarde dat de vennootschap is ingeschreven in het handelsregister. Met ingang van de inschrijving in het handelsregister ontstonden dus verplichtingen voor de vennootschap.
Bij de rechtbank en het hof is niet gebleken dat deze bekrachtigingsverklaring tot eiseres was gericht en haar ook had bereikt. Vanwege de hierboven omschreven regels voor bekrachtiging oordeelt de Hoge Raad dat het arrest van het hof onbegrijpelijk is. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en terugverwezen naar het hof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling.

Praktijk

Bekrachtiging, mits juist uitgevoerd, is een praktische oplossing voor onbevoegd verrichte handelingen. Ook in het bestuursrecht kan een bekrachtiging relevant zijn. De Algemene wet bestuursrecht kent daar geen specifieke regeling voor. In de belastingrechtspraak wordt sporadisch overwogen dat artikel 3:69 BW gelet op artikel 3:79 BW ook buiten het vermogensrecht van toepassing is (zie bijvoorbeeld: HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV0819).